Content area
Prins, R. (2014). Safety first. How local processes of securitization have affected the position and role of Dutch mayors (dissertatie Erasmus Universiteit Rotterdam). Den Haag: Eleven International Publishing.
Bauwens, T. (2015). De burgemeester als regisseur van het lokale veiligheidsbeleid? Criminologisch onderzoek van het thema veiligheid door Vlaamse burgemeesters (dissertatie Vrije Universiteit Brussel). Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Resoort, A. (2015). De positie van burgemeesters bij calamiteiten (dissertatie Open Universiteit). Oisterwijk: Wolf Legal Publishers.
Vries, B. de (2016). Burgemeesters in crisistijd. De invloed van context en persoonlijkheid op het leiderschap van de bevelhebber (dissertatie Universiteit Leiden).
Prins, R. (2014). Safety first. How local processes of securitization have affected the position and role of Dutch mayors (dissertatie Erasmus Universiteit Rotterdam). Den Haag: Eleven International Publishing.
Bauwens, T. (2015). De burgemeester als regisseur van het lokale veiligheidsbeleid? Criminologisch onderzoek van het thema veiligheid door Vlaamse burgemeesters (dissertatie Vrije Universiteit Brussel). Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Resoort, A. (2015). De positie van burgemeesters bij calamiteiten (dissertatie Open Universiteit). Oisterwijk: Wolf Legal Publishers.
Vries, B. de (2016). Burgemeesters in crisistijd. De invloed van context en persoonlijkheid op het leiderschap van de bevelhebber (dissertatie Universiteit Leiden).
Burgemeesters zijn een populair onderwerp. Niet alleen in de media is er veel aandacht voor de rol en het functioneren van burgemeesters, maar ook in de wetenschap komt er steeds meer aandacht voor deze functionaris en gezagsdrager. Naast enkele meer algemene wetenschappelijke boeken en studies (o.a. Korsten e.a., 2012; Karsten e.a., 2014; Muller & De Vries, 2014) zijn er de afgelopen jaren ook verschillende proefschriften geschreven, waarvan ik er hier vier wil bespreken.De maatschappelijke en wetenschappelijke populariteit van de burgemeester heeft veel te maken met de steeds meer zichtbare en toenemende rol van de burgemeester in het openbaar bestuur in het algemeen en in het veiligheidsbeleid in het bijzonder. Burgemeesters worden verantwoordelijk gemaakt voor een scala aan veiligheidsproblemen in hun gemeenten. Voor veel burgers is de burgemeester de enige bestuurder van de gemeente die ze kennen. Burgemeesters treden vaak op de voorgrond bij feesten en rampen.Daarnaast zijn burgemeesters steeds meer publieke figuren die constant in de aandacht staan van reguliere en sociale media. Dat maakt dat de rol van de burgemeesters steeds meer aandacht krijgt. Er zijn zelfs auteurs die menen dat burgemeesters de macht in de wereld moeten hebben, zodat het beter met de wereld zou gaan (Barber, 2014). En dat krijgt nu ook een vertaling in vier verschillende proefschriften, die ik hier bespreek: Ruth Prins met Safety first, Tom Bauwens met De burgemeester als regisseur van het lokale veiligheidsbeleid?, Aart Resoort met De positie van burgemeesters bij calamiteiten en Bart de Vries met Burgemeesters in crisistijd.
Prins: Safety first
Ruth Prins heeft met haar proefschrift Safety first. How local processes of securitization have affected the position and role of Duch mayors een waardevol bestuurskundig boek geschreven. In het proefschrift wordt systematisch het lokaal veiligheidsbeleid in theorie en in de praktijk weergegeven om te bezien hoe dat de positie en rol van de burgemeester binnen de lokale veiligheidszorg heeft beïnvloed in Nederland tussen 1990 en 2010. Naast heldere theoretische hoofdstukken waarin ze bestuurskundige begrippen als probleemdefinitie, framing, discourse analysis, governance en netwerken beschrijft en analyseert, wordt de kern van het proefschrift gevormd door een empirische studie naar hoe het lokaal veiligheidsbeleid in twee steden, namelijk Haarlem en Breda, vorm heeft gekregen ten aanzien van drie lokale veiligheidsproblemen, namelijk drugsoverlast, huiselijk geweld en georganiseerde criminaliteit. Ze maakt deze beschrijving en analyse aan de hand van een eigen conceptueel model in hoofdstuk 5, waarin de verschillende bestuurskundige concepten op een vindingrijke wijze aan elkaar zijn gekoppeld. Dat leidt tot een flexibel model dat goed toepasbaar blijkt in de praktijk in Haarlem en Breda. Daarvoor heeft ze een duidelijk en goed methodologisch kader ontwikkeld, dat nauw wordt gevolgd in de beschrijving van de empirie. Haar hoofdstukken over verschillende veiligheidsproblemen in Haarlem en Breda zijn inzichtelijk en systematisch weergegeven. Als lezer krijg je een goed beeld hoe met drugscriminaliteit, huiselijk geweld en georganiseerde criminaliteit wordt omgegaan in deze gemeenten, en vooral hoe de rol van de burgemeester formeel en feitelijk is veranderd.
De kern van haar conclusies toont dat de frequentie, de variëteit en de dominantie van lokale veiligheidsproblemen drastisch veranderden in de periode 1990-2010. Er heeft zich in deze periode een sterk proces van ‘verveiliging’ voorgedaan: het proces waarin specifieke problemen op lokaal niveau vooral vanuit het perspectief van veiligheid worden beoordeeld en behandeld. Het onderzoek maakt duidelijk dat in de beide onderzochte gemeenten drugsoverlast, huiselijk geweld en georganiseerde criminaliteit uiteindelijk geframed worden als lokale veiligheidsproblemen. De rol van de burgemeester is sterk toegenomen, niet alleen maar op papier, ook in de praktijk. Burgemeesters hebben niet alleen in beleidsplannen meer taken en verantwoordelijkheden gekregen, maar hebben ook in de praktijk van de veiligheidszorg vele activiteiten ontplooid. Het grootste deel van de tijd van burgemeesters gaat tegenwoordig zitten in vraagstukken van openbare orde en veiligheid. De bevoegdheden zijn uitgebreid, de invloed en macht zijn toegenomen. Wel wordt ook duidelijk uit het proefschrift dat we niet bang hoeven te zijn voor het verworden van burgemeesters tot lokale sheriffs. Vanwege de afhankelijkheid van allerlei andere organisaties – zowel op lokaal als op regionaal en landelijk niveau – is het voor de burgemeester eerder noodzakelijk als verbinder en coördinator op te treden dan als alleenheerser die bepaalt hoe de veiligheid in een specifieke gemeente vorm krijgt. Burgemeesters vertonen volgens Prins dan ook vooral een faciliterende leiderschapsstijl vanwege de afhankelijkheid van andere organisaties. Prins toont terecht aan dat ook landelijke initiatieven een belangrijke rol spelen bij de invulling van het lokale veiligheidsbeleid.
Het proefschrift van Prins is van veel waarde voor zowel de bestuurskunde als de criminologie, het strafrecht en andere wetenschappen die een rol spelen op het brede terrein van veiligheid. Het geeft een goede schets van de wijze waarop de rol van de burgemeester in de loop der jaren is veranderd en versterkt, en hoe problemen binnen een gemeente steeds vaker als veiligheidsproblemen worden gedefinieerd. Daarmee worden de problemen vooral ook een probleem voor de burgemeester. Formeel heeft de burgemeester een minder prominente rol dan hij feitelijk speelt en moet spelen. Hij is in de dagelijkse praktijk steeds meer de belangrijkste lokale actor. De zichtbaarheid van de burgemeester heeft tegenwoordig vooral te maken met zijn toegenomen rol bij openbare orde en veiligheid. Dat toont Prins duidelijk aan. Het proefschrift is daarmee een meer dan geslaagde wetenschappelijke analyse van de ontwikkeling van verveiliging binnen gemeenten en de veranderende rol van de burgemeesters daarin. Het is jammer dat Prins de consequenties van haar onderzoek voor de praktijk van het openbaar bestuur in het algemeen en die van de gemeente en de burgemeester in het bijzonder wat minder uitwerkt. Hopelijk ziet zij daartoe in de toekomst mogelijkheden, aangezien de bestuurskunde niet alleen een wetenschappelijke pretentie heeft, maar expliciet ook een kunde-element in zich draagt.
Bauwens: De burgemeester als regisseur van het lokale veiligheidsbeleid?
Niet alleen in Nederland, maar ook in België is er een toenemende aandacht voor de rol van burgemeesters in het veiligheidsbeleid. In zijn proefschrift De burgemeester als regisseur van het lokale veiligheidsbeleid? Criminologisch onderzoek van het thema veiligheid door Vlaamse burgemeesters gaat Tom Bauwens in op de wijze waarop Vlaamse burgemeesters het thema veiligheid betekenis geven. Om dat te kunnen vaststellen hanteert Bauwens een interpretatieve wetenschapsbenadering. Het doel van dit onderzoek is de wijze waarop Vlaamse burgemeesters het thema veiligheid betekenis geven te begrijpen en te verklaren. Dat brengt Bauwens tot een lange wetenschapsfilosofische benadering hoe te komen tot de wijze van betekenis geven. Hij geeft in het derde hoofdstuk een lezenswaardig historisch overzicht hoe in België het denken en handelen over veiligheid in het algemeen en lokale veiligheid in het bijzonder zich hebben ontwikkeld. De parallellen en verschillen tussen Nederland en België zijn daarbij interessant. Bauwens heeft met zeventien Vlaamse burgemeesters intensieve gesprekken gevoerd, die leiden tot zeventien idiosyncratische verhalen over de wijze waarop zij betekenis geven aan veiligheid. Feitelijk heeft Bauwens aan de hand van verschillende methoden geprobeerd de burgemeesters uitspraken te laten doen over verschillende thema’s met betrekking tot veiligheid. De empirische weergave in het proefschrift richt zich dan ook vooral op het weergeven van citaten van deze gesprekken. Dat is interessant en vaak ook herkenbaar, maar moeilijk te plaatsen als lezer omdat de gehele gesprekken niet beschikbaar zijn. In de gesprekken met de burgemeesters komen vele veiligheidsthema’s aan de orde: samenscholingsverbod, actieplan stadscriminaliteit, georganiseerde criminaliteit, rampencursus, integrale veiligheid, lokale politie, brandweer en noodplanning, veiligheidstoestand, becameraniseren van de publieke ruimte, overlastboetes en eigen verantwoordelijkheid van burgers. Specifiek gaat het dan steeds om de rol van de burgemeester bij deze thema’s.
Hij vat de verhalen van de burgemeesters op als opvoeringen van betekenisgeving met een oplossingsgerichtheid als drijfveer. Vlaamse burgemeesters proberen vooral tot oplossingen te komen. Daarbij gebruiken zij naar het oordeel van Bauwens drie interpretatieve repertoires: een beleidsrepertoire, waarbij de burgemeester als afstandelijke dirigent optreedt, een responsiviteitsrepertoire, waarbij de burgemeester als een betrokken burgervader of -moeder optreedt, en een rechtsstatelijk repertoire, waarbij de burgemeester vooral als onafhankelijk hoofd van de bestuurlijke politie optreedt. Helder heeft Bauwens geduid wat de verschillen zijn tussen deze drie vormen van repertoires. Het biedt de mogelijkheid het handelen van burgemeesters (niet alleen in België, maar ook in Nederland) te classificeren en te duiden. Het biedt tevens een mogelijkheid voor burgemeesters zelf om te bepalen welke rol ze op welk moment willen spelen. Het zou goed geweest zijn als Bauwens aan deze praktische kant van zijn proefschrift wat meer aandacht had besteed. Goed is dat Bauwens helder maakt dat deze repertoires juist ook in combinatie gebruikt kunnen worden en dat een burgemeester niet afhankelijk is van een van de repertoires. Burgemeesters zijn naar het oordeel van Bauwens niet alleen maar regisseur, ze geven ook specifiek betekenis aan veiligheid door de keuze van het repertoire waar ze voor kiezen.
Het boek van Bauwens geeft een mooi beeld van hoe het gaat in de Belgische bestuurlijke burgemeesterspraktijk. Onder België moeten we in dit geval Vlaanderen verstaan, aangezien niet gekeken is naar de rol van de burgemeesters in Wallonië. Bauwens is er goed in geslaagd om duidelijke handelingsrepertoires van burgemeesters te onderscheiden, die niet alleen een theoretische, maar ook een praktische waarde hebben. Naar mijn idee zijn de meer filosofische en wetenschapstheoretische verhandelingen minder noodzakelijk voor het onderzoek als geheel. Daartegenover moet wel gesteld worden dat Bauwens zeer nauwkeurig en helder zijn methode van onderzoek en vooral ook analyse duidelijk maakt. Mijn gevoel is dat veel van de bevindingen van Bauwens nagenoeg een-op-een vertaald kunnen worden naar Nederland. Maar natuurlijk zou daar een expliciet vergelijkend onderzoek noodzakelijk voor zijn.
Resoort: De positie van burgemeesters bij calamiteiten
Rampen, crises en calamiteiten zijn situaties waarin burgemeesters een belangrijke rol hebben. In zijn proefschrift De positie van burgemeesters bij calamiteiten onderzoekt Aart Resoort systematisch welke factoren bijdragen aan het blijven of vertrekken van burgemeesters na een calamiteit. In het verlengde van eerder onderzoek naar vallende burgemeesters vormt dit proefschrift een verdieping met betrekking tot de redenen van blijven of vertrekken bij calamiteiten en crises. Op basis van enkele meer theoretische beschouwingen over burgemeesters, calamiteiten en crises en het gedwongen vertrek van burgemeesters presenteert Resoort een eigen analysekader, dat bestaat uit een chronologische lijn bij crises (voorfase, acute fase en nafase), een relationele lijn, waarin de relaties van de burgemeester met andere actoren aan de orde komen, en een derde analyselijn, waarbij de procesgang van een calamiteit van onderzoek naar verwijtbaarheid tot aan verantwoording en oordeelsvorming aan de orde komen. Op basis van deze analyselijnen komt Resoort tot elf factoren die valbevorderend of valbelemmerend werken in relatie tot de burgemeester, onderverdeeld in factoren die in de voorfase en in de acute fase spelen, factoren over de relaties met andere actoren en factoren met betrekking tot de procesgang van onderzoek. Vervolgens worden de elf factoren in twaalf calamiteiten zeer systematisch onder de loep genomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de Herculesramp, de MKZ-rellen in Kootwijkerbroek, de strandrellen in Hoek van Holland en het schietincident in Alphen aan den Rijn. Deze beschrijving en analyse van de twaalf calamiteiten leiden vervolgens weer tot negen verwachtingen over de positie van de burgemeesters in termen van bestendiging, verzwakking of versterking van de positie. De negen hypothesen zijn onder andere dat goed leiderschap tijdens een calamiteit de positie van de burgemeester bestendigt en weinig gestructureerde hulpverlening tijdens de calamiteit de positie verzwakt. Deze negen verwachtingen worden vervolgens diepgaander onderzocht in zes casus met grote rampen, zoals de ongeregeldheden in Groningen, de vuurwerkramp in Enschede, de ongeregeldheden in Den Bosch, de cafébrand in Volendam, de cellenbrand op Schiphol en de Facebookrellen in Haren. Resoort komt tot de conclusie dat de meeste burgemeesters niet sneuvelen op een calamiteit en dat gemeenteraden over het algemeen ook prudent omgaan met hun burgemeester na een calamiteit. Hij stelt dat de meeste burgemeesters in de afgelopen jaren geslaagd zijn voor de bestuurlijke toets bij calamiteiten.
Resoort heeft zeer systematisch bezien welke factoren een bijdrage leveren aan het al dan niet aftreden van een burgemeester. Daarvoor heeft hij vele relevante casus geselecteerd en die op een systematische manier door middel van een helder referentiekader en verwachtingen bestudeerd. Het levert een breed beeld op van de rampen en calamiteiten waarmee Nederland de afgelopen jaren te maken heeft gehad en hoe burgemeesters daarop reageren, en vervolgens hoe zij daarop afgerekend worden. De relativerende conclusies zijn duidelijk en in goede tegenspraak met het algemene beeld. Het zou te overwegen zijn geweest dat Resoort minder casus diepgaand had onderzocht, zodat meer en uitgebreider ingegaan had kunnen worden op de informele werkelijkheid van de calamiteiten en de reacties daarop. Helaas zijn politiek-bestuurlijke processen na rampen en crises moeilijk te vangen in systemen en factoren. Het proefschrift van Resoort maakt een oversystematische indruk. De informele werkelijkheid en coalities zijn veelal doorslaggevender. Met een uitgebreid systematisch onderzoek als dit krijg je die werkelijkheid moeilijker naar boven. Dat neemt niet weg dat Resoort een bijdrage heeft geleverd aan het beter begrijpen van de nafase van crises en in het bijzonder de rol van de burgemeester daarin. Het zou goed zijn om in vervolgonderzoek de politieke en bestuurlijke werkelijkheid diepgaander te bezien.
De Vries: Burgemeesters in crisistijd
In zijn proefschrift Burgemeesters in crisistijd gaat Bart de Vries specifiek in op de invloed van context en persoonlijkheid op het leiderschap van de opperbevelhebber. Het is een van de weinige sociaalpsychologische studies waarin de rol van de burgemeesters, en dan in het bijzonder tijdens crises, nader wordt geduid. De persoon van de burgemeester staat centraal in deze studie en wordt onderzocht vanuit een sociaalpsychologisch perspectief in plaats van het vaker gebruikte juridische of bestuurskundige perspectief. Daarvoor heeft De Vries ook verschillende sociaalpsychologische en statistische onderzoeksmethoden gehanteerd, zoals experimenten, interviews en dataverzamelingen met behulp van burgemeesters, locoburgemeesters en gemeentesecretarissen. De Vries richt zich in zijn studie op drie verschillende thema’s, waarbij de volgende onderzoeksvragen leidend waren: Wat bepaalt het succes van het leiderschap van burgemeesters in crisistijd? Hoe beïnvloedt het leiderschapsgedrag van burgemeesters het functioneren van het beleids- of crisisteam? Wanneer is welk leiderschapsgedrag het meest dominant en gewenst? In welke mate spelen de kenmerken van de situatie daarbij een rol en hoe beïnvloedt de persoonlijkheid van de burgemeester zijn of haar leiderschapsgedrag tijdens crises?
Het eerste onderdeel van zijn onderzoek richt zich op de invloed van de situatiekenmerken (variaties in tijdsdruk, ambiguïteit en overeenstemming in het crisisteam) op de keuze voor een bepaald leiderschapsgedrag tijdens crises. Geen van deze kenmerken leidde volgens het onderzoek tot de intentie om tijdens crises autocratisch dan wel participatief leiderschapsgedrag te vertonen. Autocratisch leiderschap is een directe wijze van aansturen en erop gericht teamleden hun werk te laten doen door het toewijzen van duidelijke taken, het stellen van doelen en controle, terwijl bij participatief leiderschap de leider probeert de teamleden actief te betrekken bij de beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming. Het tweede onderdeel van dit onderzoek gaat over de vraag in hoeverre het belang van vriendelijkheid voor autocratisch en participatief leiderschap varieert al naar gelang de crisiscontext waarbinnen de burgemeester leidinggeeft. De Vries heeft daarvoor het leiderschap van burgemeesters en de effectiviteit daarvan in 68 crises bezien. Vriendelijke burgemeesters vertoonden minder autocratisch leiderschap en andere betrokkenen zagen de burgemeester mede daardoor als een minder effectieve leider. In het derde deel van de studie gaat De Vries nader in op de vraag hoe autocratisch en participatief leiderschapsgedrag de effectiviteit van een crisisteam voorspelden. Daarbij werd het leiderschapsgedrag van burgemeesters gerelateerd aan informatiedeling, informatieverwerking, taakgerelateerd conflict, coördinatie, adaptie en psychologische veiligheid binnen het crisisteam. Conform zijn verwachtingen bleek dat participatief leiderschap de grootste invloed op teamprocessen en teameffectiviteit heeft. De Vries concludeert uiteindelijk in zijn proefschrift dat zowel autocratisch als participatief leiderschapsgedrag positieve effecten heeft. De ultieme crisisbestuurder zal dan ook moeten alterneren tussen beide vormen van leiderschap.
De Vries heeft met zijn studie werkelijk door een nieuwe wetenschappelijke bril gekeken naar het functioneren van burgemeesters. Niet eerder is vanuit een sociaalpsychologische invalshoek naar burgemeesters gekeken, en al helemaal niet in crisissituaties in Nederland. Dat is een grote meerwaarde van deze studie in het veld van nieuwe wetenschappelijke studies rond burgemeesters. Het is voor een bestuurskundige-jurist-veiligheidskundige-criminoloog als ik even wennen wanneer een variabele als vriendelijkheid als een cruciale variabele rond burgemeesters wordt gehanteerd, maar dat zal vooral aan mij liggen. Deze studie leidt tot boeiende nieuwe inzichten, die wel vragen om nadere wetenschappelijke verdieping en vooral ook om nadere vertaling naar de dagelijkse bestuurlijke praktijk van burgemeesters. Het zou mooi zijn als in de toekomst sociaalpsychologische onderzoeken en ook methoden kunnen worden gebruikt om het functioneren van burgemeesters breder te onderzoeken, ook in andere omstandigheden dan crisissituaties. Voor deze wetenschap is het dan wel noodzakelijk zich ook te verdiepen in de bestuurlijke en vooral ook vaak juridische realiteit waarin burgemeesters moeten functioneren. Zeker bij crises is de wisselwerking tussen dreiging, tijdsdruk, onzekerheid, media, politiek, persoonskenmerken en feitelijk optreden cruciaal. Het zou goed zijn als vanuit verschillende wetenschappen integraal gekeken wordt naar deze interacties. Alleen op die manier kan daadwerkelijk wetenschappelijke en praktische meerwaarde gerealiseerd worden.
Rode draden
In deze boekenbespreking zijn geheel verschillende proefschriften met het thema burgemeesters besproken. De onderzoeksvragen richten zich op verschillende onderwerpen, waardoor een echte vergelijking niet goed te maken is. Dat neemt niet weg dat ik na lezing van de vier proefschriften en mijn eerdere onderzoeken en ervaringen met burgemeesters wel enkele rode draden zou willen noemen (zie meer uitgebreid Muller & De Vries, 2014).
In de eerste plaats is duidelijk dat veiligheidsbeleid in gemeenten steeds meer vraagt van de bestuurlijke evenwichtskunst van burgemeesters. Burgemeesters zijn veel minder dan vroeger in staat om zelfstandig en hiërarchisch tot beslissingen te komen. Het is steeds meer noodzakelijk om in netwerken en vooral in afhankelijkheid van andere organisaties gezamenlijk te komen tot beslissingen. Dat maakt de burgemeester eerder netwerker en coördinator dan regisseur en beslisser. Alleen bij specifieke rampen en calamiteiten beschikt de burgemeester soms over de mogelijkheid om direct beslissingen te nemen. De burgemeester moet de belangen van de verschillende organisaties die een rol spelen in het veiligheidsbeleid in evenwicht houden. Dat vergt veel van de bestuurlijke kwaliteiten van de burgemeesters. Maar ook de persoonskenmerken van de burgemeesters spelen een belangrijke rol bij de effectiviteit van hun handelen.
In de tweede plaats valt op dat burgemeesters – zowel in Nederland als in België – in de beeldvorming en in de publieke opinie steeds meer de centrale actor in de gemeente worden. Aangezien steeds meer problemen ook worden gedefinieerd als veiligheidsproblemen wordt de publieke rol van de burgemeester belangrijker. Burgers krijgen steeds meer het idee dat de burgemeester de eerste en belangrijkste actor in de gemeente is die de veiligheidsproblemen kan oplossen. Dat betekent echter ook iets voor de verwachtingen van de burgers ten opzichte van hun burgemeester. Die verwachtingen van de burgers van de burgemeester nemen toe, soms tot onrealistische proporties. Niet alleen krijgen burgemeesters steeds meer formele bevoegdheden, ook zijn feitelijke mogelijkheden nemen toe. Dat betekent dat de burgemeester niet meer zozeer boven de partijen kan staan, maar nu vooral een van de partijen is die een oplossing moet zoeken. Het gezag van de burgemeester kan helpen bij het vormgeven van deze oplossingen op de vele veiligheidsterreinen. Het gezag van de burgemeester is echter geen gegeven en dient steeds verdiend te worden. Dat crises en calamiteiten daarbij een scharnierpunt kunnen vormen, is tevens duidelijk. De hoge verwachtingen van burgers van hun burgemeester bieden mogelijkheden, maar vormen ook risico’s. Ook burgemeesters zijn geen supermannen of -vrouwen. En dus is het noodzakelijk realistische bestuurlijke verwachtingen te formuleren.
Ten slotte is duidelijk geworden dat de burgemeester steeds meer een openbare publieke figuur is geworden. Hij of zij is voor veel burgers eigenlijk de enige functionaris van de gemeente die zij kennen. De media – zowel landelijk als regionaal en lokaal – besteden veel aandacht aan het functioneren van de burgemeester. Vanwege de vele ceremoniële verplichtingen, maar vooral vanwege zijn toenemende rol bij veiligheidsproblemen – en vooral bij heel zichtbare gebeurtenissen zoals crises – is de burgemeester het boegbeeld van de gemeente. In Nederland hebben we echter nog steeds te maken met een benoemde burgemeester met formeel weinig macht en gezag ten opzichte van de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders. Deze discrepantie tussen het feitelijke beeld en de formele werkelijkheid kan niet eeuwig blijven schuren.
Er is veel meer te zeggen over het handelen en functioneren van burgemeesters. Daarvoor verwijs ik graag naar de vier proefschriften en de daarin uitgebreid behandelde. Burgemeesters spelen een steeds belangrijkere rol in het veiligheidsbeleid. Dat zal de komende jaren verder toenemen, is mijn verwachting. Des te meer reden om ook binnen de criminologie, de politiewetenschap, de veiligheidswetenschap, het strafrecht, de sociale psychologie en andere wetenschappen structureel aandacht te blijven besteden aan de rol en het functioneren van burgemeesters. Er zijn nog meer dan voldoende onderwerpen om nader te bezien: de rol van burgemeesters in verschillende landen (bijvoorbeeld een systematische vergelijking van de rol van burgemeesters bij veiligheidsproblemen in Europese landen), de verhouding van de burgemeester tot andere organisaties waarmee samengewerkt moet worden in het veiligheidsbeleid, de effectiviteit van de inzet van bevoegdheden van burgemeesters op het verminderen van de onveiligheid en criminaliteit, de persoonskenmerken van burgemeesters en de verschillen tussen gemeenten en typen burgemeesters. Het is daarbij wezenlijk de burgemeester te plaatsen in de bredere organisatorische, juridische, maatschappelijke, politieke, sociale en criminologische context. Aandacht vanuit de criminologie voor de cruciale instituties en governance in de veiligheidszorg zal ook in de toekomst van cruciaal belang blijven.
Prof. mr. dr. E.R. Muller is hoogleraar Veiligheid en Recht aan de Universiteit Leiden.
[1] Barber, B. (2014). Als burgemeesters zouden regeren . Amsterdam: Nieuw Amsterdam. Als burgemeesters zouden regeren Amsterdam Nieuw Amsterdam. 2014 B. Barber
[2] Karsten, N. e.a. (2014). Majesteitelijk en magistratelijk. De Nederlandse burgemeester en de staat van het ambt . Tilburg University Majesteitelijk en magistratelijk. De Nederlandse burgemeester en de staat van het ambt 2014 N.E.A. Karsten .
[3] Korsten, A.F.A. e.a. (2012). Onder burgemeesters. Finesses van het burgemeesterschap . Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Onder burgemeesters. Finesses van het burgemeesterschap Den Haag Boom Lemma uitgevers. 2012 A.F.A.E.A. Korsten
[4] Muller, E.R. & Vries, J. de (red.) (2014). Burgemeester: positie, rol en functioneren van de burgemeester . Deventer: Kluwer. Burgemeester: positie, rol en functioneren van de burgemeester Deventer Kluwer. 2014 E.R. Muller J. Vries, van de
Copyright Boom Uitgevers Den Haag Sep 2017