Content area
Characteristics of the ideal human trafficking victim: A media analysis
Christie (1986) suggests that victims/survivors conforming to the standards of the ideal victim are more likely to be recognized as victims – provided they have the social capital to claim that victim status. In this study, we examine a total of 101 newspaper articles from eight national Dutch newspapers’ reporting on various types of human trafficking, including labor, sexual, and criminal exploitation, through qualitative content analysis, using Atlas.ti. We conclude that ideal victim characteristics as described by Christie (1986) are present in the reporting, but do not dominate the overall representation of victims/survivors. The results show that framing of victims/survivors differs per type of exploitation.
De afgelopen 20 jaar is zowel de wetenschappelijke als maatschappelijke belangstelling voor mensenhandel toegenomen. Waar dit zich in de academische wereld uit in een groei van inzichten en kennis, blijkt dit in het maatschappelijk debat onder andere uit een levendig discours in de nieuwsmedia (Farrell & Fahy, 2009; Farrell & De Vries, 2020; Gregoriou & Ras, 2018a; Muraszkiewicz e.a., 2014; Sanford e.a., 2016; Van Bemmel & Esser, 2022; Wylie, 2016). Voor de meeste mensen vormt nieuwsberichtgeving de voornaamste bron van informatie over onder andere criminaliteit die zij dag tot dag tot zich nemen (Muraszkiewicz e.a., 2014; Ròdriquez-Lòpez, 2018). Dit kan echter problematisch zijn, omdat de wijze waarop de media rapporteren niet altijd representatief is voor de aard en omvang van het geschetste probleem, de betrokken personen of de context waarin het probleem voorkomt (Greer, 2017). Binnen de journalistiek bestaat namelijk de neiging verhalen te simplificeren, dramatiseren en stereotyperen om een zo groot mogelijk publiek te kunnen bereiken (Ròdriquez-Lòpez, 2018).
Enerzijds kunnen de media helpen bij het creëren van bewustzijn over het fenomeen, aangezien nieuwsberichten met dramatische en sensationele aspecten lezers het beste bijblijven (Muraszkiewicz e.a., 2014). Anderzijds kan dit ertoe leiden dat het beeld van de samenleving over een maatschappelijk probleem niet per definitie overeenkomt met de werkelijke aard en omvang van het probleem (Bouché e.a., 2016; Muraszkiewicz e.a., 2014). Bij berichtgeving over mensenhandel leidt dit onder andere tot een prioritering van de seksuele uitbuiting van jonge vrouwen en meisjes, met als gevolg dat andere (vormen van) mensenhandel en diens slachtoffers niet, of minder snel, als mensenhandel worden (h)erkend (Dando e.a., 2015). In het onderhavige onderzoek gaan we nader in op deze beeldvorming van mensenhandelslachtoffers in de media. In wat volgt schetsen we eerst de huidige kennis over (de beeldvorming van) mensenhandel.
2.1 Definitie en omvang mensenhandel
De Nederlandse definitie van mensenhandel stoelt op drie aspecten: er moet sprake zijn van een handeling die onder een vorm van dwang wordt uitgevoerd, waarbij sprake moet zijn van een oogmerk van uitbuiting (Palermo Protocol, 2000; Rijken, 2023; Rijksoverheid, z.d.). Deze bestanddelen, die hun basis vinden in het Palermo Protocol (2000), vormen tevens het juridisch kader voor mensenhandel in Nederland (art. 273f Wetboek van Strafrecht). Op basis van deze definitie wordt in het huidig onderzoek onderscheid gemaakt tussen vier vormen van mensenhandel, zijnde arbeidsuitbuiting, seksuele uitbuiting, criminele uitbuiting en gedwongen orgaanverwijdering (Rijksoverheid, z.d.). Arbeidsuitbuiting betreft het verrichten van gedwongen of verplichte niet-seksuele arbeid of diensten; seksuele uitbuiting omvat situaties waarin slachtoffers onder dwang seksuele diensten tegen betaling verrichten; criminele uitbuiting beschrijft gevallen waarin slachtoffers gedwongen worden tot het plegen van illegale activiteiten; en gedwongen orgaanverwijdering betreft het zonder toestemming verwijderen of op oneerlijke wijze verkrijgen van organen (Ambagtsheer et al., 2013). In 2018-2019 werd geschat dat er in Nederland jaarlijks 5.000 mensenhandelslachtoffers zijn (Van Dijk e.a., 2021). De man-vrouw ratio werd hierbij op min of meer gelijk geschat, evenals de prevalentie van seksuele tegenover niet seksuele uitbuiting. De International Labour Organization (hierna: ILO), daarentegen, schatte in 2022 dat, wereldwijd, 63% van de gevallen van uitbuiting in de private sector (waaronder ook de commerciële, al dan niet gereguleerde, seksindustrie) arbeidsuitbuiting betrof. Slachtoffers zijn vooral volwassenen, mannen, en mensen met een migratieachtergrond, hoewel dit verschilt per type uitbuiting (ILO, 2022).
2.2 Beeldvorming mensenhandel en de beeld-responscyclus
Mensenhandelzaken zijn moeilijk te identificeren (Wylie, 2016; Gregoriou & Ras, 2021a; Farrell & De Vries, 2020), waardoor schattingen van omvang ook moeilijk te verifiëren zijn. Mensenhandelslachtoffers vormen immers een hidden population (Tyldum & Brunskovis, 2005), onder andere omdat zij terughoudend zijn in het geven van informatie, bijvoorbeeld omdat zij geassocieerd worden met illegale activiteiten (Tyldum & Brunskovis, 2005). Ook kampen mensenhandelslachtoffers vaak met een gebrek aan zelfherkenning als slachtoffer en effecten van langdurig trauma, waardoor zij minder snel hulp zoeken (Farrell & De Vries, 2020; Farrell & Fahy, 2009).
Bovendien, zelfs wanneer autoriteiten wel in aanraking komen met mensenhandelslachtoffers, herkennen zij deze slachtoffers niet altijd. Dit komt onder andere doordat deze autoriteiten vaak onvoldoende bekend zijn met het fenomeen (Farrell & De Vries, 2020; Van Dijk e.a., 2021), maar ook door het ontbreken van een universele definitie van mensenhandel (Farrell & De Vries, 2020). Ondanks de definiëring in het Palermo Protocol (2000), worden op nationaal en lokaal niveau verschillende activiteiten aangemerkt als mensenhandel (Farrell & De Vries. 2020; Rijken, 2023). Zonder uniforme definitie moeten veel beleidsmakers en -uitvoerders afgaan op hun eigen begrip van het fenomeen, wat vaak gevormd is door een dominant – maar onvolledig (Wylie, 2016) – narratief van mensenhandel. Hierdoor kunnen zelfs bovengenoemde schattingen nog steeds flink afwijken van de daadwerkelijke realiteit van mensenhandel (De Vries & Dettmeijer-Vermeulen, 2015).
Ook het algemene publiek lijkt een vertekend beeld van mensenhandel te hebben, in lijn met het dominant narratief over mensenhandel. Zo blijkt uit grootschalig surveyonderzoek onder Amerikaanse burgers dat 90% van de respondenten gelooft dat slachtoffers van mensenhandel bijna uitsluitend vrouwelijk zijn (Bouché e.a., 2016). Vergelijkbare percepties worden ook in de West-Europese context gevonden. Dando e.a. (2015) tonen aan dat alhoewel respondenten veelal bekend zijn met de term ‘mensenhandel’, zij er misconcepties op nahouden met betrekking tot verschijningsvormen, de impact van het probleem en de precieze definitie. Veel mensenhandelzaken worden daardoor waarschijnlijk moeilijker herkend en minder snel gerapporteerd.
Beeldvorming over mensenhandel kan niet losgezien worden van mediaberichtgeving. Uit nieuwsberichtgeving over mensenhandelslachtoffers in Westerse context blijkt ook een overrapportage van seksuele uitbuiting in vergelijking met andere vormen van mensenhandel en een focus op vrouwelijke, jonge, kwetsbare slachtoffers. Bovendien wordt in deze berichtgeving de nadruk gelegd op hoe en door wie deze slachtoffers uitgebuit zijn, terwijl meer informatieve aspecten van mensenhandel, zoals beleid en wetgeving, maar ook onderliggende systemische risicofactoren, zoals bijvoorbeeld armoede en andere vormen van ongelijkheid, buiten beeld blijven (Gulati, 2010; Gregoriou & Ras, 2018b; Muraszkiewicz e.a., 2014; Sanford e.a, 2016). Zodoende ontstaat er een beeld-responscyclus waarbij het bestaande (maar onvolledige) beeld steeds opnieuw wordt bevestigd, in plaats van ontkracht, of slechts langzaam, incrementeel, verandert.
Een dergelijke beeld-responscyclus is niet alleen illustrerend voor de aanhoudende beeldvorming van slachtofferschap (van mensenhandel), het heeft tevens belangrijke consequenties voor het slachtoffer zelf. De beeldvorming is bepalend voor de (h)erkenning van slachtofferschap en daarmee ook voor de ontwikkeling van beleid en de hulpverlening die ingezet wordt (De Vries et al., 2020; Maercker & Müller, 2004). Zo lieten Donninger en collega’s (2024) in een recent onderzoek zien dat de kwetsbaarheid van met name vrouwen en minderjarigen nog steeds de meeste focus genieten in beleid rondom de aanpak van mensenhandel. Dit heeft als consequentie dat bijvoorbeeld scholen en jeugdhulpinstellingen aangehaald worden als belangrijke actoren in de aanpak van mensenhandel. Die focus is begrijpelijk, maar kent tevens het risico dat andere mensenhandelslachtoffers niet of minder snel in het vizier komen. Kortom, de beeldvorming bepaalt de publieke opinie, maar sijpelt ook door naar het niveau van beleid en praktijk.
2.3 Ideaal slachtofferschap
Een theorie die de discrepantie tussen het beeld van mensenhandel in de media en de daadwerkelijke aard van het probleem mogelijk kan verklaren is de theorie van ideaal slachtofferschap van Christie (1986). Hierin wordt slachtofferschap geschetst als sociaal construct, waar een slachtoffer aan moet voldoen om de status van ‘legitiem slachtoffer’ te verkrijgen. Deze status gaat gepaard met sympathie en media-aandacht (Bosma e.a., 2018; Bosma & Mulder, 2023; Greer, 2017; Hoyle et al, 2011). De theorie beschrijft ook een keerzijde: slachtoffers die niet aan het ideaalbeeld voldoen worden gezien als undeserving victims. Deze slachtoffers hoeven niet op media-aandacht of sympathie te rekenen en kunnen zelfs te maken krijgen met victim blaming (Bosma & Mulder, 2023; Greer, 2017). Hierbij moet overigens opgemerkt worden dat Christie (1986) geen onderscheid lijkt te maken tussen het inherent bezitten van ideaal-slachtofferkenmerken, of het benadrukken of toeschrijven (door het slachtoffer of een ander) van kenmerken die als ideaal opgevat kunnen worden door de ‘ideale lezer’ (zie Short, 1996).
Volgens Christie (1986) bepaalt een drietal slachtofferkenmerken of een slachtoffer als ideaal wordt beschouwd: zo zijn ideale slachtoffers zwak of hulpeloos (opgemerkt dient te worden dat Christie daaronder ook het vrouwelijke geslacht rekent); bezig met een conventionele activiteit tijdens het misdrijf dat hun is overkomen; en treft hen geen blaam voor het slachtofferschap. Dit gaat gepaard met twee daderkenmerken; een slachtoffer verkrijgt eerder een ‘ideale status’ wanneer de dader ook ‘ideaal’ is. De dader voldoet hieraan wanneer hij (of, minder voorkomend, zij) sterk en slecht is, en wanneer het slachtoffer en de dader onbekenden van elkaar zijn (Christie, 1986). Een laatste kenmerk dat Christie beschrijft is dat het slachtoffer van zich moet kunnen laten horen om de slachtofferstatus te claimen. Dat betekent dat een minimum aan kracht nodig is om gehoord te worden, maar er geen dreiging vanuit moet gaan waarmee de publieke sympathie in het gedrang komt (Christie, 1986). Zoals Bosma en Mulder (2023) opmerken, kan de beoordeling hiervan sterk afhangen van de waarnemer en zijn/haar behoeften en overtuigingen en is niet makkelijk uit beschrijvingen van slachtofferkenmerken te halen. Het betreft dan ook een kenmerk dat niet standaard wordt meegenomen in toepassingen van de theorie.
De theorie van ideaal slachtofferschap gaat op voor slachtoffers van verscheidene delicten. Kwetsbare jonge meisjes die ontvoerd en verhandeld worden onder dwang, die in de prostitutie terechtkomen (Hoyle e.a., 2011; Wilson & O’Brien, 2018), kunnen bijvoorbeeld als zo’n ideaal slachtoffer geïdentificeerd worden. Onderaan de ladder, de zogeheten undeserving victims, worden gevallen beschreven van vrouwen die al in de prostitutie werken en misleid worden om in een ander land de werkzaamheden voort te zetten en zo in een uitbuitingssituatie terechtkomen (Hoyle e.a., 2011), terwijl mannen in arbeidsuitbuiting zelfs worden gecriminaliseerd als irreguliere migranten in het kader van mensensmokkel (Jackman, 2012).
Raby en Chazal (2022) identificeerden bovendien kenmerken van ideaal daderschap, zoals mannelijkheid, onbekendheid met het slachtoffer en gebruik van fysieke kracht. In het kader van het dit onderzoek wordt beargumenteerd dat ook criminele groeperingen aan dit ideaalbeeld kunnen voldoen. In een context van mensenhandel zijn dit bijvoorbeeld schimmige maar machtige internationale criminele netwerken of ‘maffia’s’. De beschrijving van daders als groep of netwerk, in plaats van als individuen, geeft mogelijk een verdere schijn van macht.
2.4 Identifiable victim effect
Christies (1986) ideaal slachtofferschap beperkt zich tot individuele slachtoffers, terwijl mensenhandel vaak, al dan niet terecht, geassocieerd wordt met georganiseerde criminaliteit (Hughes, 2009; Värynen, 2007; Wheaton e.a., 2010). Het Identifiable Victim Effect (hierna: IVE) biedt derhalve een aanvulling op Christies raamwerk door te stellen dat individuele slachtoffers meer (media-)aandacht en sympathie krijgen van het grote publiek dan groepen van slachtoffers. Groepen van slachtoffers worden volgens het IVE sneller beschouwd als ‘statistieken’; in deze gevallen heeft men vaak minder sympathie voor de slachtoffers (Jenni & Loewestein, 1997). Verwacht wordt dat wanneer een slachtoffer over ideale kenmerken beschikt en individueel wordt uitgelicht in de media, dit de meeste sympathie en media-aandacht tot gevolg heeft.
2.5 Huidig onderzoek
Het huidige onderzoek heeft als doel te achterhalen in hoeverre de beeldvorming van mensenhandelslachtoffers in Nederlandse nieuwsmedia overeenkomsten vertoont met het ideaal slachtofferbeeld, zoals geschetst door Christie (1986) en het IVE. Dit wordt uiteengezet voor verschillende typen mensenhandel, zijnde: arbeidsuitbuiting, seksuele uitbuiting, criminele uitbuiting en orgaanhandel.
Daarmee vormt het onderzoek een belangrijke aanvulling op bestaande kennis over beeldvorming van mensenhandelslachtoffers. Eerder onderzoek dat heeft gekeken naar de framing van mensenhandelslachtofferschap in de media heeft zich voornamelijk gericht op internationale media (Gulati, 2010; Gregoriou & Ras, 2018b; Muraszkiewicz e.a., 2014; Sanford e.a., 2016), of wanneer het wel de Nederlandse context betrof, werd mediaberichtgeving buiten beschouwing gelaten. Zo hebben Donninger en collega’s (2024) een belangrijke uiteenzetting van de framing van mensenhandel in Nederlandse Tweedekamerdiscussies gegeven, met een focus op beleidsdocumenten. Op basis van de inzichten uit het onderhavige onderzoek kunnen we derhalve iets zeggen over generaliseerbaarheid van mensenhandelframing. Anders gezegd, of we overeenkomsten of verschillen zien in welk type slachtoffer de meeste aandacht krijgt, over verschillende landen en typen documenten.
Op maatschappelijk niveau zijn dergelijke inzichten van belang voor bewustwording enerzijds en het bepalen van beleid rondom mensenhandel anderzijds (Gregoriou & Ras, 2018b; Hoyle e.a., 2011; Wilson & O’Brien, 2016). Zoals eerder genoemd, kan de beeldvorming over slachtofferschap verregaande consequenties hebben voor de (h)erkenning ervan, wat tevens de hulpverlening aan deze slachtoffers bepaalt. Echter, om uitspraken te kunnen doen over het al dan niet problematische karakter van de huidige beeldvorming van mensenhandelslachtoffers, is het nodig om de beeldvorming eerst in kaart te brengen. Het huidige onderzoek dient daartoe.
3.1 Dataverzameling
Voor de dataverzameling werd gebruik gemaakt van de database Nexis Uni, waarin Nederlandstalige krantenartikelen uit het jaar 2022 zijn geselecteerd ter analyse. Berichten uit de voornaamste landelijke kranten zijn geanalyseerd: de Volkskrant, de Telegraaf, het AD/Algemeen Dagblad, NRC, NRC Handelsblad, Nederlands Dagblad, Reformatorisch Dagblad en Trouw. Hierbij dient opgemerkt te worden dat Nexis Uni artikelen uit het NRC, voormalig het NRC Handelsblad, onder beide namen in de database includeert. In deze kranten is door middel van de volgende zoekopdracht (zie ook Donninger e.a., 2024) gezocht naar berichten over mensenhandel:
((mensenhandel*) OR (uitbuiting*)) OR ((“mensonterende omstandigh*”) OR (uitgebuit) OR (“moderne slavernij”) OR (uitbuit*) OR (vrouwenhandel) OR (seksindustrie AND (dwang OR dwingen OR uitbuiting* OR “mensonterende omstandighe*” OR schulden OR *straf* OR chantage OR gedwongen)) OR (prostitutie) OR (pooier*) OR (bordeelverbod) OR (“moderne slaven”) OR (slavenhandel) OR (loverboy*) OR (“handel in vrouw*”) OR (prostituee) OR (sekswerk*) OR (prostitutiebeleid) OR (rapporteur) OR (ouderenmishandeling) OR (“handel in mensen”) OR (arbeidsuitbuiting) OR (“gedwongen arbeid”) OR (sekshandel))
3.2 Dataselectie
Het uitvoeren van de zoekopdracht resulteerde in 2.340 hits. Om de relevantie te bepalen, zijn in- en exclusiecriteria opgesteld: 1) het artikel diende (een vorm van) mensenhandel te beschrijven; 2) artikelen die in fictieve context over mensenhandel rapporteerden, zoals films of boeken, werden uitgesloten; 3) het artikel moest een beschrijving van de slachtoffers van mensenhandel bevatten. Na het scannen op relevantie resteerden 166 artikelen. Deze artikelen zijn volledig gelezen, waarna 65 aanvullende artikelen zijn geëxcludeerd omdat deze toch een ander onderwerp dan mensenhandel behandelden of omdat zij dubbel voorkwamen in de selectie. De uiteindelijke selectie telde 101 artikelen.
3.3 Datacodering
De codeerschema’s van de huidige inhoudsanalyse werden voorafgaand aan de codering opgesteld op basis de literatuur en bevatten drie aspecten: ideaal slachtofferschap (volgens Christie, 1986), identificeerbaarheid van het slachtoffer (individuele slachtoffers, groepen slachtoffers, of een combinatie; Heizler en Israeli, 2021) en de verschillende vormen van mensenhandel (arbeidsuitbuiting, seksuele uitbuiting, criminele uitbuiting en orgaanhandel). De eerste auteur voltooide de gehele codering en de tweede en derde auteurs een gedeeltelijke codering. Meningsverschillen werden opgelost tijdens bijeenkomsten. Bij het coderen zijn de hieronder genoemde categorieën en codes aangehouden (zie Figuur 1).
3.3.1 Zwak slachtoffer
Christie (1986) geeft aan dat het slachtoffer ‘zwak’ of ‘hulpeloos’ moet zijn. Wij interpreteerden drie slachtofferkenmerken als indicatief voor zwak slachtofferschap: het vrouwelijke geslacht, het hebben van een jonge of oudere leeftijd, en het hebben van een migratieachtergrond. Voor leeftijd werd gekeken naar de categorieën: kinderen (nul tot en met 12), jongeren (13 tot en met 25 jaar), volwassenen (26+), ouderen (65+). Het hebben van een migratieachtergrond ten opzichte van het land waarin de uitbuiting plaatsvindt kan kwetsbaarheid meebrengen, bijvoorbeeld wanneer men onbekend is met de taal, wet- en regelgeving of mogelijkheden voor hulp (Bosma & Mulder, 2022; Christie, 1986; Wilson & O’Brien, 2016). Tot slot werd voor iedere categorie een code opgesteld voor gevallen waarin de leeftijd, het geslacht en de migratieachtergrond niet gespecificeerd werden.
[Image Omitted; see PDF]
3.3.2 Onschuldig slachtoffer
Daarnaast dient het ideale slachtoffer geen schuld te krijgen voor diens slachtofferschap (Christie, 1986), bijvoorbeeld omdat zij ten tijde van het delict conventionele, respectabele activiteiten uitvoerden. Twee slachtofferkenmerken waren voor ons indicatief voor de onschuld van een slachtoffer: het (gebrek aan) eigen aandeel en of er sprake is van een deugdzame activiteit. Er werd aldus gecodeerd voor een vrijwillig kader (bijvoorbeeld wanneer men uit eigen beweging is gemigreerd voor geld, werk of studie, alvorens in een uitbuitingssituatie terecht te komen), een kader van misleiding (bijvoorbeeld wanneer men onder valse voorwendselen is gemigreerd) en een kader van dwang (bijvoorbeeld wanneer sprake is van ontvoering). Deze laatste twee betroffen geen eigen aandeel, dit maakt het slachtoffer dus meer ideaal.
Omdat Christies (1986) kenmerken een eenmalig, kortdurend delict, zoals een beroving, lijken te veronderstellen, terwijl mensenhandel en uitbuiting doorgaans delicten van langere duur betreffen, kon de code van een ‘deugdzame activiteit’ slechts beperkt worden toegepast. Hiervoor werd inductief gecodeerd voor beschreven activiteiten voorafgaand aan, of ten tijde van het eerste slachtofferschap; een code voor gevallen waarin deze activiteit niet werd beschreven werd ook opgesteld. Beschreven activiteiten liepen uiteen van het uitoefenen van een regulier beroep, het volgen van een studie of het beoefenen van een religie (deugdzaam), tot middelengebruik en het rebelleren tegen ouders (ondeugdzaam).
3.3.3 Identificeerbaar slachtoffer
Het IVE (Jenni & Loewestein, 1997) biedt een aanvulling op Christies raamwerk door te stellen dat individuele slachtoffers meer (media-)aandacht en sympathie krijgen van het grote publiek dan groepen van slachtoffers. Zodoende wordt gecodeerd voor individuele slachtoffers, groepen, of een combinatie daarvan.
3.3.4 Sterke, slechte dader
Christie (1986) geeft daarnaast aan dat de tegenpool van het ideale slachtoffer de ideale dader is; een sterke partij, die intrinsiek slecht is en daarnaast geen eerdere relatie met het slachtoffer had. Raby en Chazal (2022) voegden hier nog mannelijkheid en het gebruik van fysieke kracht aan toe. Zodoende werd gecodeerd voor het geslacht van de dader, het gebruik van dwangmiddelen door de dader en de relatie tussen dader en slachtoffer. Een heersend stereotype van mensenhandel betreft het idee dat een dader uitsluitend fysieke kracht als dwangmiddel gebruikt om het slachtoffer in een uitbuitingspositie te dwingen, hetgeen inspeelt op het beeld van een ‘sterke’ dader. Naast fysieke kracht als dwangmiddel wordt beargumenteerd dat een afhankelijkheidsrelatie tussen de dader en het slachtoffer kan duiden op het ideale beeld van het ‘zwakke’ slachtoffer tegenover de ‘sterke’ dader. Op basis van deze kenmerken werd gecodeerd of er sprake was van (dreiging met) fysieke kracht als dwangmiddel en afhankelijkheid als dwangmiddel. Andere dwangmiddelen, zoals fraude en afpersing, duiden niet op een ideale dader. Daarnaast, wanneer het slachtoffer en de dader geen persoonlijke relatie hebben, voldoet dit narratief eerder aan dat van ideaal slachtofferschap. Dit resulteerde in de volgende codes: ‘slachtoffer en dader zijn onbekenden’, ‘slachtoffer en dader zijn bekenden’ (Christie, 1986; Raby & Chazal, 2022; Wilson & O’Brien, 2016). Tot slot, zoals eerder beargumenteerd kunnen dadergroeperingen ook aan Christies beeld van een ideale dader voldoen, en mogelijk de dader(groepering) nog sterker/ gevaarlijker laten lijken. Derhalve werd ook voor daders gecodeerd of er sprake was van een individu, een groep, of een combinatie daarvan. Bij iedere code werd een categorie toegevoegd voor gevallen waarin de code niet gespecificeerd kon worden.
Van de 101 geselecteerde krantenartikelen is allereerst gecontroleerd op evenredige vertegenwoordiging van elke krant (Tabel 1). Artikelen door Nexis Uni gecategoriseerd als afkomstig uit het NRC Handelsblad zijn verwijderd, daar zij duplicaten waren van artikelen gecategoriseerd als afkomstig uit het NRC.
4.1 Beeldvorming
Tabel 2 betreft een overzichtstabel met daarin aangegeven welk kenmerk in het algemeen, maar ook per vorm van mensenhandel, het meest voorkwam. Daarmee geeft de tabel op samenvattende wijze de meest dominante beeldvorming weer per type mensenhandel, maar ook overstijgend (‘algemeen beeld’). Wanneer meer overkoepelend naar de berichtgeving wordt gekeken, valt op dat er een overrapportage lijkt te zijn van artikelen die ten minste één kenmerk van een zwak slachtoffer en ten minste één kenmerk van een sterke dader bevatten (N=33). Dit sluit aan bij Christies (1986) idee over ideaal slachtofferschap dat er tegenover een zwak slachtoffer, een sterke dader staat.
[Table Omitted; see PDF]
In wat volgt wordt de beeldvorming van slachtoffers per verschijningsvorm van mensenhandel – (1) arbeidsuitbuiting, (2) seksuele uitbuiting, (3) criminele uitbuiting en (4) gedwongen orgaanverwijdering – beschreven. Deze laatste categorie bevatte slechts één artikel, waardoor deze buiten beschouwing wordt gelaten. Niet alle specifieke kenmerken zullen aan bod komen, maar er wordt een beeld geschetst dat de meest dominante kenmerken weergeeft.
4.1.1 Arbeidsuitbuiting
Wanneer wordt gekeken naar de artikelen die arbeidsuitbuiting betreffen (N=51), valt op dat slachtoffers voornamelijk mannen waren (N=26) van wie de leeftijd niet beschreven werd (N=31). In de gevallen waarin de leeftijd wel beschreven werd, waren de slachtoffers vaker volwassen (N=16), wat afwijkt van het algemene beeld van een vrouwelijk, minderjarig slachtoffer (zie Tabel 2).
Daarnaast ligt de nadruk op groepen van daders (N=37), zoals uitzendbureaus, en werden zij beschreven als onbekenden van het slachtoffer (N=19) of werd de relatie tussen dader en slachtoffer niet gespecificeerd (N=27). Bovendien werd bij arbeidsuitbuiting vaak geschreven over de afhankelijkheid van het slachtoffer ten opzichte van de dader/werkgever (N=19), gevolgd door andere dwangmiddelen (N=16). Er werd relatief weinig geschreven over de activiteiten van het slachtoffer voorafgaand aan de uitbuiting; wanneer dit gebeurde werd er vooral aandacht gegeven aan het ontvluchten van oorlogs- en werkloosheidssituaties (N=4), wat de afhankelijkheid van de dader/werkgever verder onderstreept.
In het kader van deze persoonskenmerken valt op dat over twee typen slachtoffers relatief veel werd gerapporteerd: enerzijds uitgebuite arbeidsmigranten in Qatar (vanwege het WK voetbal dat daar in 2022 heeft plaatsgevonden) en anderzijds uitgebuite arbeidsmigranten in Nederland (De Telegraaf, 2022a; Middel, 2022; Trouw, 2022; Van der Storm, 2022; Vissers, 2022). Deze overrepresentatie kan bovenstaande dominante kenmerken hebben gekleurd; dat er vaak geschreven wordt over afhankelijkheid tussen slachtoffer en dader is vanzelfsprekender bij deze casussen van uitbuiting van arbeidsmigranten, waarbij bijvoorbeeld ook huisvesting en verblijfsvergunning afhangen van het behoud van de arbeidsrelatie.
Alhoewel slachtoffers van arbeidsuitbuiting in mindere mate voldoen aan de kenmerken van Christies (1986) ideale slachtoffer, gaat het beeld van een ideale dader wel degelijk op. De daders bestonden uit machtige groeperingen die slachtoffers in een afhankelijkheidspositie brachten, al werden ze doorgaans met relatief neutrale termen beschreven, zoals ‘werkgever’ of ‘uitzendbureau’, soms met het adjectief ‘malafide’.
4.1.2 Seksuele uitbuiting
In de artikelen over seksuele uitbuiting (N=34) kwamen slachtofferkenmerken enigszins overeen met het algemene beeld: zij waren vrouwelijk (N=32) en minderjarig (N=18). Of de slachtoffers een migratieachtergrond hadden werd in tegenstelling tot het algemene beeld niet beschreven (N=24). De activiteiten (voor zover genoemd) die werden uitgeoefend door de slachtoffers voorafgaand aan hun slachtofferschap varieerden van relatief deugdzaam, zoals het beoefenen van een religie (N=één), tot het minder ‘deugdzaam’, zoals het uitvoeren van sekswerk of het rebelleren tegen de ouders (elk N=één). Iets vaker werd er gesuggereerd dat het slachtoffer verliefd werd op de dader (N=drie), vooral wanneer het slachtoffer ook jong, en dus naïef, was. Dit onderstreept de kwetsbaarheid van deze slachtoffers.
Ook in daderkenmerken werd een verschil gevonden. Bij seksuele uitbuiting lag de focus op mannelijke daders (N=26) die, in tegenstelling tot het algemene beeld (zie Tabel 2), voornamelijk als individu werkzaam waren (N=19). Dit sluit aan bij kenmerken van ideaal daderschap (Christie, 1986). Het slachtoffer en de dader waren bij seksuele uitbuiting vaak bekenden van elkaar (N=15), echter bleek bij nadere inspectie van de citaten dat dit geframed werd als werkwijze van de dader. De dader en het slachtoffer kenden elkaar initieel niet, maar kwamen (online) met elkaar in contact, waarna de dader het slachtoffer in een uitbuitingspositie bracht. Onderstaand citaat illustreert dit:
De twee leerden elkaar volgens het OM online kennen, hij [de dader] was toen nog 18 jaar. Zodra het meisje [het slachtoffer] verliefde gevoelens kreeg, zou hij daar genadeloos misbruik van hebben gemaakt en bood hij haar aan [als prostituee] onder dwang. (De Telegraaf, 2022c, toevoegingen tussen haakjes door auteurs)
Kortom, het beeld van slachtoffers van seksuele uitbuiting bestaat uit een jong, vrouwelijk slachtoffer tegenover een mannelijke, sterke dader. Dit raakt aan de kern van ideaal slachtofferschap: er wordt een beeld geschetst van een zwak slachtoffer tegenover een sterke dader (Christie, 1986).
4.1.3 Criminele uitbuiting
Berichten over criminele uitbuiting waren er aanmerkelijk minder dan de vorige twee categorieën (N=9). In tegenstelling tot de eerdere categorieën was de man-vrouwverhouding tussen deze slachtoffers bijna gelijk (N=vier tegenover N=drie). Bij deze slachtoffers was weinig tot geen aandacht voor activiteiten voorafgaand aan het slachtofferschap. Wanneer een artikel beschrijft dat het slachtoffer ‘gedwongen’ werd tot het plegen van criminele handelingen (Geurts, 2022; Reformatorisch Dagblad, 2022; Timmermans & Van Arensbergen, 2022) werd de vorm van dwang meestal (N=vier) niet gespecificeerd.
De daders van criminele uitbuiting werden, in lijn met het algemene beeld, geschetst als groeperingen (N=zeven). Echter, anders dan de uitzendbureaus bij arbeidsuitbuiting, betrof het hier ‘criminele netwerken’ en in twee gevallen ‘de Chinese maffia’ (Konninger, 2022; Langerak, 2022). Tot slot viel op dat het meest genoemde dwangmiddel, in de gevallen waarin dit wel werd genoemd, in tegenstelling tot eerdere bevindingen, voornamelijk het gebruik van fysieke kracht betrof (N=vijf).
[Table Omitted; see PDF]
Overkoepelend vertoonden de slachtoffers van criminele uitbuiting de meeste overeenkomsten met ideaal slachtofferschap. Het beeld wordt geschetst van een jong, mannelijk slachtoffer zonder eigen aandeel tegenover een groepering van daders die gebruik maakte van fysieke kracht om de slachtoffers tot ondeugdzame activiteiten te dwingen.
In het huidig onderzoek werd onderzocht in hoeverre beeldvorming van mensenhandelslachtoffers in Nederlandse nieuwsmedia overeenkomt met het ideaalslachtofferbeeld van Christie (1986). Daarnaast werd gekeken hoe deze algemene beeldvorming verschilt voor vormen van mensenhandel, zijnde: (1) arbeidsuitbuiting, (2) seksuele uitbuiting en (3) criminele uitbuiting. Het huidige onderzoek includeerde in eerste instantie ook berichtgeving over gedwongen orgaanverwijdering, maar daarvan was slechts één gepubliceerd artikel beschikbaar in de gekozen periode. Omdat hieraan geen framing kan worden ontleend is dit artikel niet meegenomen in de analyse.
Allereerst toont de media-analyse meer algemener dat veel kenmerken van ideaal slachtofferschap ontbreken. Indien wel beschreven, komt de beeldvorming van mensenhandelslachtoffers in Nederlandse nieuwsberichtgeving over 2022 grotendeels overeen met het ideaal slachtofferbeeld van Christie (1986). Veel beschreven slachtoffers zijn jonge, vrouwelijke migranten, passend bij het beeld van een zwak slachtoffer. Deze bevindingen sluiten aan bij eerder onderzoek naar de representatie van slachtoffers in de media, waarin wordt gesuggereerd dat stereotype (denk)beelden en kwetsbare slachtoffers de overhand hebben (Austin & Farrell, 2017; Greer, 2017; Krasmanović, 2019). Ook daderkenmerken worden weinig besproken, afgezien van hun samenstelling als groep. Alhoewel Christies (1986) oorspronkelijke theorie hier geen rekening mee houdt, betoogt het huidige onderzoek dat ook dadergroeperingen het beeld van een machtige, sterke dader kunnen vervullen. Individuele daders zijn, voor zover deze kenmerken worden beschreven, vaker mannelijk (ideaal) en een bekende van het slachtoffer (niet-ideaal).
Bij specifieke vormen van mensenhandel rijst een diverser beeld. Berichtgeving over arbeidsuitbuiting richt zich op volwassen, mannelijke slachtoffers met een migratieachtergrond, terwijl bij seksuele uitbuiting vooral gerapporteerd wordt over jonge, vrouwelijke slachtoffers. Criminele uitbuiting betreft vooral jonge, mannelijke slachtoffers. Geen van de slachtoffergroepen voldoet aan alle kenmerken van een zwak slachtoffer, maar elke groep vertoont wel één of meerdere van deze kenmerken. Dit komt overeen met bevindingen uit onderzoek naar het differentiële mediabeeld van slachtoffers van misdrijven, waaruit blijkt dat bepaalde kenmerken zoals geslacht en leeftijd sterker benadrukt worden, afhankelijk van de context van de uitbuiting (O’Brien, 2018a). Wat betreft de vraag over het uitblijven dan wel ontzeggen van de mogelijkheid tot vrije instemming van slachtoffers met het uitvoeren van bepaalde vormen van ‘werk’ worden eveneens verschillen bevonden: bij arbeids- en seksuele uitbuiting betreft dit misleiding, bij criminele uitbuiting betreft dit (fysieke) dwang, passend bij het beeld van een onschuldig slachtoffer (Christie, 1986; O’Brien, 2018b).
Samenvattend laat het algemenere beeld zien dat het klassieke beeld van Christie (1986) van een jong, vrouwelijk slachtoffer dat gebukt gaat onder een sterke, slechte dader wordt teruggezien in de berichtgeving, maar dat dit beeld niet de overhand heeft. Bij de verschillende vormen van mensenhandel krijgen minder ideale slachtoffers, zoals slachtoffers van arbeidsuitbuiting, bovendien meer aandacht dan verwacht op basis van deze theorie. Het recente onderzoek van Donninger e.a. (2024) naar de beeldvorming van mensenhandel in het Nederlandse politieke debat in het agendajaar 2018-2019 laat een vergelijkbaar beeld zien: hoewel nog steeds het beeld overheerst van het jonge, vrouwelijke slachtoffer van mensenhandel, waarbij er veel aandacht is voor de kwetsbaarheden van deze groep, wordt ook een grote mate van aandacht voor arbeidsuitbuiting gevonden, in het bijzonder voor mensen(/mannen) met een migratieachtergrond. Mogelijk is hier dan toch sprake van een doorbreking van de beeld-responscyclus waarbij het bestaande (maar onvolledige) beeld opnieuw wordt bevestigd en komt er meer (h)erkenning voor andere mensenhandelslachtoffers. Tegelijkertijd, de meest ideale slachtoffers – de slachtoffers van criminele uitbuiting – krijgen relatief de minste media-aandacht, terwijl de minst ideale slachtoffers – de slachtoffers van arbeidsuitbuiting – relatief de meeste media-aandacht krijgen.
5.1 Beperkingen en aanbevelingen
Er zijn enkele beperkingen van het uitgevoerde onderzoek te noemen. De eerste beperking betreft de gehanteerde dataset, bestaande uit krantenartikelen van 2022. Hierdoor weerspiegelen de artikelen de tijdsgeest van dat jaar. Een voorbeeld hiervan betreft de overrepresentatie van artikelen over het WK-voetbal in Qatar, waarbij sprake was van grove mensenrechtenschendingen van de arbeiders, wat tevens het grote aandeel aan berichten over arbeidsuitbuiting verklaart. Dit zou een potentieel welkome correctie van eerdere onderrapportage van arbeidsuitbuiting in de media kunnen zijn, zoals gevonden in internationaal onderzoek (Gulati, 2010; Gregoriou & Ras, 2018b; Muraszkiewicz e.a., 2014; Sanford e.a., 2016), indien deze toegenomen aandacht voor arbeidsuitbuiting blijvend is. Volgens de ILO is arbeidsuitbuiting immers wereldwijd de meest voorkomende vorm van uitbuiting in de private economie (dus inclusief sekswerk; 2022). Voor toekomstig onderzoek wordt aanbevolen om gebruik te maken van een dataset die verschillende jaren en nieuwsmedia omvat. Hiermee kan 1) de eventuele invloed van de tijdsgeest gevangen worden, 2) bepaald worden in hoeverre de in internationaal onderzoek gevonden onderrapportage van bepaalde typen uitbuiting en bepaalde slachtoffers ook opgaat voor (bepaalde) Nederlandse nieuwsmedia, en 3) vastgesteld worden in hoeverre er een trend te zien is in toenemende aandacht voor niet-seksuele vormen van uitbuiting. Het huidige onderzoek dient vooral opgevat te worden als eerste verkenning van ideaal slachtofferschap in mensenhandelberichtgeving en als aanzet voor verdere onderzoeksinitiatieven.
Uiteindelijk signaleert de huidige exercitie wel dat berichtgeving over mensenhandel (nog steeds) een ideaal-slachtofferframe bevat, wat het stereotype van jonge, kwetsbare vrouwen als slachtoffers van seksuele uitbuiting in stand houdt (Gregoriou & Ras, 2018a). Dit is grotendeels in lijn met eerdere literatuur met betrekking tot de hedendaagse framing van mensenhandel, maar doet geen recht aan de complexiteit van en variëteit in mensenhandelcasussen. Zo vond de International Labour Organization (2022) dat wereldwijd de meest voorkomende vorm van uitbuiting arbeidsuitbuiting was met voornamelijk mannelijke slachtoffers, en dat er bij seksuele uitbuiting sprake is van vooral volwassen vrouwelijke slachtoffers en in toenemende mate jonge jongens. Een te sterke focus op het dominante frame kan ertoe kan leiden dat slachtoffers die buiten dit beeld vallen, niet als zodanig herkend en dus ook niet geholpen worden (Farrell & Fahy, 2009; Viuhko, 2018).
Een laatste onderzoeksaanbeveling is om de handelswijzen en structuren, evenals de beeldvorming rondom daders van mensenhandel in nieuwsberichtgeving, in kaart te brengen. Door het belichten van het daderperspectief kan ook veel informatie gewonnen worden over potentiële slachtoffers. Dit kan op termijn bijdragen aan een beter begrip en aanpak van mensenhandel. In het verlengde daarvan is een journalistieke aanbeveling om niet alleen de (minderheid van) casussen die voldoen aan het ideaalbeeld te rapporteren, maar juist ook de casussen die daar niet aan voldoen.
Amber Appel is alumna van de Universiteit Leiden. Zij voerde het huidige onderzoek uit als onderdeel van haar afstudeerscriptie van de master Forensische Criminologie. Ze is momenteel werkzaam als Inspecteur Arbeidsmarktfraude bij de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Janne van Doorn is universitair docent Criminologie bij het Instituut voor Strafrecht en Criminologie aan de Universiteit Leiden. Janne heeft een achtergrond in de (emotie)psychologie en doet onderzoek naar emoties en stereotypen in relatie tot slachtofferschap, en de invloed ervan op (juridische) beslissingen.
Ilse A. Ras is universitair docent Criminologie bij het Instituut voor Strafrecht en Criminologie aan de Universiteit Leiden. Zij voert onderzoek uit naar bedrijfs- en mediaberichtgeving over mensenhandel en uitbuiting.
Krantenartikelen die zijn geïncludeerd in de analyse zijn aangegeven met *
AmbagtsheerF., ZaitchD. & WeimarW. (2013) The battle for human organs: organ trafficking and transplant tourism in a global context. Global Crime, 14, 1-26.
AustinR. & FarrellA. (2017). Human trafficking and the media in the United States. Oxford: Research Encylopedia of Criminology.
BosmaA., MulderE. & PembertonA. (2018). The ideal victim through other(s’) eyes. In M. Duggan (Red.), Revisiting the ‘ideal victim’: Developments in critical victimology (pp. 27-42). Bristol University Press. doi:10.46692/9781447339151.005
BosmaA. & MulderE. (2023). Het ideale slachtoffer. In J. van Doorn, J. Brands, M.J.J. Kunst, E.R. Muller, A. Pemberton & L. van Reemst (Red.), Slachtoffers: Onderzoek, beleid en praktijk (pp. 79-100). Wolters Kluwer.
BouchéV., FarrellA. & WittmerD. (2016). Identifying effective counter-trafficking programs and practices in the U.S.: Legislative, legal and public opinion strategies that work. Washington D.C.: U.S. Department of Justice.
*BrassemE. (2022, 19 april). Drie jaar cel voor TikTokster. Trouw, 12.
ChristieN. (1986). The ideal victim. In E. Fattah (Red.), From crime policy to victim policy (pp. 17-30). Basingstoke: Macmillan.
DandoD.J., WalshD. & BrierlyR. (2015). Perceptions of psychological and human trafficking in the west midlands of England: Beginning to know the unknown. PloS ONE, 11.
*De JongM. (2022a, 21 januari). ‘Droomman’ buit jonge vrouw uit; Eis vier jaar cel, 182.000 euro teruggeëist. De Telegraaf, 12.
*De JongM. (2022b, 27 oktober). ‘Gevangen in web van seks en geweld’ Vrouwen én mannen verblijven illegaal in woonhuizen Zuidoost. De Telegraaf, 2.
*De Telegraaf. (2022a, 12 februari). Heibel om huisvesting; Politieke partij n worstelen met stroom arbeidsmigranten. De Telegraaf, 12.
*De Telegraaf. (2022b, 20 juni). Agenten redden meisjes uit handen loverboy. De Telegraaf, 4.
*De Telegraaf. (2022c, 1 september). Celstraf geëist tegen man ‘die meisje van 15 aanbood’; OM: men kon haar bestellen. De Telegraaf, 12.
De VriesI., NickersonC., FarrellA., Wittmer-WolfeD.E., & BouchéV. (2019). Anti-immigration sentiment and public opinion on human trafficking. Crime, Law and Social Change, 72(1), 125–143.
DonningerD., De VriesI., RasI.A. & Van MeeterenM.J. (2024). De beeldvorming van mensenhandel in het Nederlandse politieke debat. Tijdschrift voor Criminologie, 66, 46-70.
FarrellA. & De VriesI. (2020). Measuring the nature and prevalence of human trafficking. In J. Winterdyk & J. Jones (Eds), The Palgrave international handbook of human trafficking (pp. 148-159). Palgrave Macmillan.
FarrellA. & FahyS. (2009). The problem of human trafficking in the U.S.: Public frames and policy responses. Journal of Criminal Justice, 37, 617-626.
GaltungJ. & RugeM.H. (1965). The structure of foreign news: The presentation of the Congo, Cuba and Cyprus crises in four Norwegian newspapers. Journal of Peace Research, 2, 64-90.
*GerritsS. (2022, 22 december). ‘Het leed raakt de zusters heel erg’. Nederlands Dagblad, 6.
*GeurtsL. (2022, 19 juli). ‘Klopt’, zei ze tegen IND. ‘Ik werkte voor een bende’. NRC, 10.
GuilmainL.M. & HanleyJ. (2021). Creative recourse in cases of forced labour: Using human trafficking, human rights and labour law to protect migrant workers. International migration: Quartertly review of the intergovernmental committee for European Migration, 59, 126-139.
GulatiG.J. (2010). Media Representation of Human Trafficking in the United States, Great Britain, and Canada. Working paper. Geraadpleegd via: https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1633574
GreerC. (2017). News media, victims and crime. In P. Davies, P. Francis, C. Greer (Red.), Victims, crime and society (pp. 48-66). London: Sage.
GregoriouC. & RasI.A. (2018a). Representations of transnational human trafficking: A critical review. In C. Gregoriou (Red.), Representations of transnational human trafficking (pp. 1-25). London: Palgrave Pivot.
GregoriouC. & RasI.A. (2018b). Call for purge on the people traffickers: An investigation into British newspapers’ representation of transnational human trafficking, 2000-2016. In C. Gregoriou (Red.), Representations of transnational human trafficking (pp. 25-61). London: Palgrave Pivot.
HarcupT. & O’NeillD. (2001). What is news? Galtung and Ruge revisited. Journalism Studies, 2, 261-280.
HeizlerO. & IsraeliO. (2021). The identifiable victim effect and public opinion towards immigration; a natural experiment study. Journal of Behavioral and Experimental Economics, 93, 101713.
*HerweijerK. (2022, 24 oktober). ‘Alleen Van Gaal stond mij te woord’; Danny Ghosen toont in televisiedocumentaire misstanden in land dat WK voetbal organiseert. De Telegraaf, 11.
*HoutekamerC. (2022, 9 mei). ‘Zorg voor een brede omslag in het denken over seksueel geweld’. NRC, 6.
HoyleC., BosworthM. & DempseyM. (2011). Labelling the victims of sex trafficking: exploring the borderland between rhetoric and reality. Social & Legal Studies, 20, 313–329.
HughesD.M. (2009). The “Natasha” trade: the transnational shadow market of trafficking in women. Journal of International Affairs, 53, 625-651.
International Labour Organization, Walk Free Foundation & IOM UN Migration. (2022). Global estimates of modern slavery: forced labour and forced marriage – executive summary. Geraadpleegd via https://www.ilo.org/publications/major-publications/global-estimates-modern-slavery-forced-labour-and-forced-marriage
JackmanJ. (2012). Male human trafficking as an unrecognized problem. The BSIS Journal of International Studies, 9, n.p.
JenniK.E. & Loewestein G. (1997). Explaining the Identifiable Victim Effect. Journal of Risk and Uncertainty, 14, 235-257.
*KonningerS. (2022, 6 augustus). ‘Je werkt nu voor ons, zeiden ze’; Online dwangarbeid ; In Cambodja sluit de Chinese maffia mensen op in torenflats en dwingt hen tot oplichting via internet. NRC, 1.
KrsmanovićE. (2019). Mediated representation of human trafficking: Issues, context, and consequence. In J. Winterdyk & J. Jones (Eds), The Palgrave international handbook of human trafficking (pp. 865-880). Palgrave Macmillan.
*KuiperM. (2022, 18 januari). Werken in het vlees - wie klaagt wordt ontslagen, of mishandeld; Wie klaagt, krijgt klappen. NRC, 1.
*LangerakA. (2022, 8 oktober). Cyberslaven ingezet door Chinese maffia; In streng bewaakte flats worden honderden mensen achter rijen computers aan het werk gezet. De Telegraaf, 19.
*MiddelM. (2022, 8 februari). Gemeenten: snelle aanpak arbeidsmigranten nodig. NRC, 2.
*MoesG. (2022, 11 juni). ‘Hier kunnen de meisjes hun frustraties en woede loslaten’. Trouw, 16-17.
MaerckerA. & MüllerJ. (2004). Social acknowledgment as a victim or survivor: A scale to measure a recovery factor of PTSD. Journal of Traumatic Stress, 17(4), 345–351.
MuraszkiewiczJ., GeorgiouM. & ConstantinouA. (2014). Review of the media framing of human trafficking. TRACE rapport. Geraadpleegd via https://cris.vub.be/ws/portalfiles/portal/5208711/TRACE_D1.2_Final.pdf
Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (2021). Arbeidsuitbuiting. Nationaal Rapporteur. Geraadpleegd via https://www.nationaal-rapporteur.nl/publicaties/publicaties/2021/02/03/uitgelicht-arbeidsuitbuiting
Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. (z.d.). Vormen van mensenhandel. Geraadpleegd via https://www.nationaalrapporteur.nl/mensenhandel/vormen-van-mensenhandel
Nederlandse Arbeidsinspectie. (2020). Programmareportage Uitzendbureaus 2016-2019. Geraadpleegd via https://www.nlarbeidsinspectie.nl/sectoren/uitzendwerk-detachering/publicaties/rapporten/2020/07/17/programmarapportage-uitzendbureaus
Nederlandse Arbeidsinspectie (2023, 6 februari). Arbeidsuitbuiting is mensenhandel. Geraadpleegd op 15 februari 2023 via https://www.nlarbeidsinspectie.nl/onderwerpen/arbeidsuitbuiting-is-mensenhandel
O’BrienE. (2018a). From sex slaves to migrant men. In E. O’Brien (Red.), Challenging the human trafficking narrative (pp. 33-54). London: Routledge.
O’BrienE. (2018b). Ideal and invisible victims. In E. O’Brien (Red.), Challenging the human trafficking narrative (pp. 55-72). London: Routledge.
Palermo Protocol (15-01-2000). Geraadpleegd via https://wetten.overheid.nl/BWBV0001749/2005-08-26
RabyK. & ChazalN. (2022). The myth of the ‘ideal offender’: Challenging persistent human trafficking stereotypes through emerging Australian cases. Antitrafficking review, 18, 13-32.
*Reformatorisch Dagblad. (2022, 30 juni). Aanpak geweld tegen jongere moet beter. Reformatorisch Dagblad, 8.
RijkenC. (2023). Slachtoffers van mensenhandel. In J. Van DoornJ. Brands, M.J.J. Kunst, E.R. Muller, A. Pemberton & L. van Reemst (Red.), Slachtoffers: Onderzoek, beleid en praktijk (pp. 137-156). Wolters Kluwer
Rijksoverheid (z.d.). Bestrijding van mensenhandel. Geraadpleegd via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/mensenhandel-mensensmokkel/bestrijdenmensenhandel
Rodrìquez-LòpezS. (2018). (De)constructing stereotypes: Media representations, social perceptions and legal responses to human trafficking. Journal of Human Trafficking, 4, 61-72.
SanfordR., MartnínezD. E. & WeitzerR. (2016). Framing human trafficking: A content analysis of recent U.S. newspaper articles. Journal of Human Trafficking, 2, 139-155.
ScheepersP., TobiH. & BoeijeH. (2016). Onderzoeksmethoden. Amsterdam: Boom Uitgevers.
*SchenkelM. (2022, 17 februari). ‘Laat ons honderd dienstmeisjes uit Oeganda naar jullie sturen’. De Volkskrant, 18-19.
ShortM. (1996). Exploring the language of poems, plays and prose. Routledge.
*TimmermansC. & Van ArensbergenW. (2022, 30 juni). Duizenden kwetsbare jongeren geronseld voor misdaadklussen. AD/Algemeen Dagblad, 8.
*Trouw. (2022, 28 februari). Excuus voor slavernij is hypocriet. Trouw, 21.
Van BemmelS. & EsserL.B. (2023). Beleid en praktijk van het tijdelijk verblijfsrecht voor slachtoffers van mensenhandel. In J. van Doorn, J. Brands, M.J.J. Kunst, E.R. Muller, A. Pemberton & L. van Reemst (Red.), Slachtoffers: Onderzoek, beleid en praktijk (pp. 653-670). Wolters Kluwer.
*Van DamM. (2022a, 15 oktober). De ‘slaven’ van Qatar krijgen een gezicht. Trouw, 1.
*Van DamM. (2022b, 29 oktober). Analfabeet in een flits omgevormd tot WK-arbeider in Qatar. Trouw, 2-5.
*Van der MatenW. (2022, 16 november). Huishoudelijke hulpen in Qatar moderne slaven. Nederlands Dagblad, 6
*Van der StormL. (2022, 7 maart). Het stille leed op de truckparkings. Trouw, 2-3.
Van DijkJ.J.M., CruyffM. & Van der HeijdenP. (2021). Multiple systems estimation slachtoffers mensenhandel Nederland 2016-2019. Den Haag: WODC.
*Van MierloJ. (2022, 24 juni). Falende politie buiten schot in seksschandaal. De Telegraaf, 12.
VärynenR. (2005). Illegal immigration, human trafficking and organized crime. In G.J. Borjas & J. Crisp (Red.), Poverty, migration and asylum. Palgrave Macmillan. 143-170.
VillacampaC. & TorresN. (2017). Human trafficking for criminal exploitation: The failure to identify victims. European Journal on Criminal Policy and Research, 23, 393-408.
VissersW. (2022, 27 januari). De geest van dode bouwvakkers zweeft nog boven het WK in Qatar. De Volkskrant, 18-19.
ViuhkoM. (2018). Hardened professional criminals, or just friends and relatives? The diversity of offenders in human trafficking. International Journal of Comparative and Applied Criminal Justice, 42, 177-193.
WilsonM. & O’ BrienE. (2016). Constructing the ideal victim in the United States of America’s annual trafficking in persons reports. Crime, Law, and Social Change, 29–45.
WheatonE. M., SchauerE. J. & GalliT. V. (2010). Economics of human trafficking. International Migration, 48, 114-141.
WylieE. (2016). The international politics of human trafficking. Palgrave Macmillan.
Amber Appel; Janne van Doorn; Ilse A. Ras
Universiteit Leiden; Instituut voor Criminologie en Strafrecht, Universiteit Leiden; Instituut voor Criminologie en Strafrecht, Universiteit Leiden
Copyright Amsterdam University Press 2024