Content area
Full Text
De oorzaken van afwijkend gedrag vanuit genetisch perspectief
Kristiaan Thienpont
Al in de negentiende eeuw vermoedde men dat gedragsverschillen erfelijk kunnen zijn (Galton, 1869). Met de vooruitgang in de statistiek en de technologie van de moleculaire genetica heeft dat vermoeden nu wetenschappelijke grond gekregen.
Dit artikel geeft een overzicht van de meest recente benaderingswijzen en inzich- ten uit de gedragsgenetica en moleculaire genetica van afwijkend gedrag.
De gedragsgenetica gaat na in welke mate genetische verschillen en omgevings- verschillen verband houden met individuele kenmerken door te analyseren of die kenmerken meer voorkomen bij mensen die genetisch nauwer met elkaar verwant zijn. Men onderzoekt dus niet rechtstreeks de genen, maar gebruikt genetische verwantschap om zicht te krijgen op het relatieve belang van genetische en omge- vingsverschillen.
In de moleculaire genetica probeert men via genoomanalyse de genetische facto- ren in ons genoom te identificeren. Alle euforie in de populaire pers ten spijt valt hier nog een lange weg af te leggen - krantenkoppen als Een gen voor agressiviteit en Homoseksualiteit zit in de genen gaan op onverantwoorde wijze voorbij aan de complexiteit van de werking van genetische factoren. Voorzover genetische facto- ren en gedragingen met elkaar in verband kunnen worden gebracht, is het hoogst onduidelijk hoe dat verband precies in elkaar zit. In de neurogenetica of de geneti- sche psychofysiologie (De Geus, 2002) lost men dit op door genetische eecten op de werking van de neurotransmitters te bestuderen om via dat pad tot genetische analyse van antisociaal gedrag te komen.
Na een overzicht van de gedragsgenetische studie van antisociaal gedrag wordt de moleculaire genetica geïntroduceerd, met tot slot enkele summiere bedenkingen bij het verband tussen genetica en criminaliteit.
Gedragsgenetica
Inhoud en benadering
Mensen verschillen in lichamelijke en psychologische kenmerken en gedrag. De gedragsgenetica probeert de herkomst van die verschillen te duiden: zijn ze het gevolg van genetische verschillen tussen die mensen, van omgevingsverschillen of van een wisselwerking tussen beide (zie figuur)? Meestal spelen de drie clusters determinanten elk in meer of mindere mate een rol.
Elk cluster kan verder worden opgedeeld; hier volstaat te wijzen op de twee grote groepen omgevingsverschillen: de gedeelde omgevingsfactoren maken men- sen uit eenzelfde huishouden meer gelijkend op elkaar, niet-gedeelde omgevings- factoren zijn uniek voor het individu. Het zijn verschillen tussen families, zoals