Content area
Full Text
De toenmalige minister van Veiligheid en Justitie Stef Blok legde medio augustus 2017 de omstreden prediker Jneid een verbod op zich te vertonen in de buurt van ‘zijn’ boekhandel annex moskee in de Haagse Schilderswijk. De minister wilde met dit gebiedsverbod voorkomen dat Jneid zijn ‘intolerante’ boodschap nog langer zou kunnen uitdragen in een omgeving waar veel jongeren vatbaar zijn voor radicalisering.De in alle media breed uitgemeten maatregel kon op veel bijval rekenen van bestuurders, onder anderen van de Haagse burgemeester Paulien Krikke. Van juridische bezwaren wilde ook de Rechtbank Den Haag niet weten, de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Twbmt) zou een toereikende basis verschaffen.
Onder staatsrechtbeoefenaren deed de maatregel echter de wenkbrauwen fronsen. Kan de minister een de bewegingsvrijheid beperkende maatregel opleggen met als doel iemand te beletten zijn boodschap uit te dragen? Alvorens daar een antwoord op te geven, bespreken we eerst kort de totstandkomingsgeschiedenis van deze bevoegdheid.
Gebiedsverboden: oorsprong en ontwikkeling
De Twbmt geeft de minister van Justitie en Veiligheid (JenV) de mogelijkheid om personen in hun bewegingsvrijheid te beperken. Artikel 2 lid 1 onder b Twbmt spreekt letterlijk van een verbod om zich te bevinden in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten dan wel in omschreven delen van Nederland die niet groter zijn dan strikt noodzakelijk voor de bescherming van de nationale veiligheid.
Een dergelijke bestuurlijke maatregel die strekt tot beperking van de bewegingsvrijheid is bepaald niet nieuw in ons recht. Al in 1889 bood de Amsterdamse Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een politieagent de mogelijkheid om aan een tippelaarster de toegang tot een gebied te ontzeggen. Dezelfde bevoegdheid komen we later in de APV van veel andere gemeenten tegen. Volgens de Hoge Raad waren de gebiedsontzeggingen rechtmatig, zolang ze niet te ruim werden geformuleerd.In de jaren tachtig van de vorige eeuw beleefde het instrument gebiedsontzegging een ware revival. Het werd dit keer ingezet als wapen tegen drugsoverlast op straat (De Jong 2013, p. 389; Brouwer & Schilder 2007). De benaming was slechts anders. De Amsterdamse burgemeester legde zogenaamde verwijderbevelen op aan drugsverslaafden en dealers voor de binnenstad van de hoofdstad. Een specifieke wettelijke grondslag hiervoor ontbrak echter. Om die reden zocht de hoofdstedelijke burgemeester zijn toevlucht in de noodbevelsbevoegdheid van artikel